Page 119 - SNPS Jaarverslag 2020
P. 119
Life Cycle portefeuilles Rente en Match
I beleggen in vastrentende waarden, Life Cycle portefeuille Rendement belegt voornamelijk in zakelijke waarden.
In Life Cycle profiel Offensief wordt derhalve relatief het meest belegd in Life Cycle portefeuille Rendement, in Life Cycle profiel Defensief wordt relatief het minst belegd in Life Cycle portefeuille Rendement. Verder geldt voor alle
Life Cycle profielen dat naarmate de pensioendatum nadert het gewicht in Life Cycle portefeuille Rendement wordt afgebouwd.
De twee administratieve CVP portefeuilles beleggen in met name beursgenoteerde beleggingsfondsen, waarbij deze beleggingsfondsen beleggen in aandelen, vastgoed, vastrentende waarden, overige beleggingen en derivaten. Er is geen individuele keuze mogelijk. Het Bestuur stelt de CVP-beleggingsmix vast op basis van een ALM-studie.
Beleggingen en kosten van vermogensbeheer kunnen naar
de volgende 4 niveaus worden onderverdeeld:
Niveau 1: Het niveau van SNPS; Niveau 2: Het niveau van de vier
Life Cycle portefeuilles en de twee administratieve CVP portefeuilles die onderdeel zijn van de Beleggingen voor risico deelnemers.
Niveau 3: Het niveau van de onderliggende institutionele beleggingsfondsen binnen de vier
Life Cycle portefeuilles en de twee administratieve CVP portefeuilles van niveau 2.
Niveau 4: Het niveau van de beleggingen binnen de onderliggende institutionele beleggingsfondsen van niveau 3.
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum. Voor een deel van de financiële instrumenten kan gebruik worden gemaakt van genoteerde marktprijzen. Bepaalde instrumenten, zoals participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd door gebruik te maken van de intrinsieke waarde. Het
is gebruikelijk en mogelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast
te stellen. Slechts indien de reële waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten die voor beleggingsdoeleinden worden aangehouden binnen de beleggingsportefeuilles worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen reële waarde en nominale waarde is bij deze activa
en passiva in het algemeen gering als gevolg van de korte looptijd.
Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.
Het pensioenfonds belegt niet direct in financiële instrumenten, zoals derivaten, ter afdekking van beleggingsrisico’s
en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivaten die deel
Jaarverslag 2020 - SNPS 119